Energietransitie: niet Ă©Ă©n taak, maar duizenden kleine stappen
 De energietransitie volbrengen is niet één taak. Het bestaat uit heel veel kleine puzzelstukjes die allemaal bij elkaar moeten komen. Maar hoe?
Het opwekken van duurzame energie via zonnepanelen en windmolens is inmiddels geen uitzondering meer. Dat is een goed begin, maar we zijn er nog lang niet. Waar halen we energie vandaan als er geen zon of wind is? En wat doen we met de enorme overschotten aan zonne-energie in de zomer? De grootschalige opslag van hernieuwbare energie is nog lastig. Een ander punt van discussie: de uitrol van warmtenetten. Warmtenetten spelen een grote rol in het toekomstige energiesysteem. Maar de aanleg van dergelijke systemen is duur.
 Al decennialang proberen wetenschappers oplossingen te zoeken voor deze problemen. Stukjes van de puzzel zijn inmiddels gelegd, maar het ingewikkelde geheel moet nog bij elkaar komen. Daarom is de energietransitie een van de focusgebieden van de technische universiteiten in Nederland. Zowel TU Eindhoven (TU/e) als TU Delft zetten een speciaal instituut op voor energie-onderzoek. Het Eindhoven Institute for Renewable Energy Systems (EIRES) en het TU Delft Urban Energy Institute hebben als doel om onderzoekers en studenten van verschillende faculteiten met elkaar samen te laten werken aan energievraagstukken.
 âVerschillende faculteiten zijn bezig met energie in de gebouwde omgeving. Alleen als we deze onderzoeken samenbrengen, komen we tot de beste oplossingenâ, zegt Henk Visscher, directeur van het TU Delft Urban Energy Institute. Dat is ook het doel van 4TU.Bouw, een samenwerking tussen de bouwkundefaculteiten van de vier technische universiteiten in Nederland. De organisaties heeft een speciaal Domein Aanjaag Teams (DAT) opgezet rond de energietransitie. Het team initieert nieuwe onderzoeken en is daarnaast het aanspreekpunt voor mensen uit de industrie, de Topsectoren en de overheid.
 Technologie en beleid
De onderzoeken die op de universiteiten worden uitgevoerd, moeten bijdragen aan besluitvorming over de energietransitie bij bijvoorbeeld gemeenten. âDe doelstellingen liggen hoog. Voor 2030 moeten 1,5 miljoen bestaande woningen van het gas af. Veel gemeenten zijn nu bezig met de eerste wijken. Wij onderzoeken nieuwe technologieĂ«n, innovaties, modellen en beleidsinstrumenten die dit proces kunnen versnellenâ, zegt Lisanne Havinga, Assistant Professor Building Performance en Principal Scientist System Integration aan de TU/e.Â
 Tool voor woningeigenaren
Zo is Havinga op dit moment bezig met het project âDe Renovatieverkennerâ. Dat zijn nieuwe modellen die woningcorporaties en particuliere woningeigenaren moeten helpen in de besluitvorming rond de verduurzaming van gebouwen. âHet systeem rekent alle mogelijke maatregelen voor verduurzaming door en vergelijkt ze met elkaar. Het gaat dan bijvoorbeeld over de duurzaamheid, de kosten en het comfort. Uiteindelijk rolt er een pakket aan maatregelen uit die het best past bij jouw woning. De eerste versie van de modellen is deze zomer open source beschikbaar. Dan kan iedereen ermee aan de slag.â
 Lees ook: https://innovationorigins.com/nl/lisanne-havinga-wil-voor-elk-huis-in-nederland-optimale-energierenovatie/
 Warmte onder de grond
Binnen de vier technische universiteiten zijn tal van projecten rond energie. Zo werken onderzoekers in Delft aan een groot project op het gebied van aardwarmte. âWe hebben zelf een grote put geboord om een warmtesysteem voor de campus aan te leggen (aardwarmte is energie die ontstaat door het temperatuurverschil tussen het aardoppervlak en diep in de aarde gelegen warmtereservoirs, red.). We zijn nu ook in gesprek met de gemeente Delft om te kijken of we de warmte ook kunnen gebruiken in een woonwijkâ, vertelt Visscher.
Â
De stad Eindhoven en de TU/e campus zijn bezig met soortgelijke ontwikkelingen, vult Havinga aan. âIn het toekomstige energiesysteem kunnen we het centrum van de stad indelen in âclustersâ. Elk cluster heeft zijn eigen warmte-koude opslag in de grond, om in de zomer warmte op te slaan die in de winter kan worden gebruikt. De TU/e campus heeft al sinds 2002 zoân opslagsysteem. Daarnaast wordt tussen de clusters een energie-uitwisselingsnet aangelegd, waardoor de clusters eventuele overschotten aan warmte- en koude kunnen uitwisselen. De universiteitscampus wordt ook onderdeel van dit netwerk, zo kan de overgebleven warmte van de campus wijken in andere clusters verwarmen.â
Â
Warmtenetten
Daarnaast is de ontwikkeling van warmtenetten een belangrijk aspect. De TU/e werkt aan een groot programma genaamd BE-HeaT waarin negen onderzoekers werken aan projecten op verschillende themaâs. Hierin is ruimte voor wetenschappelijk onderzoek, maar nadrukkelijk ook voor samenwerking met het bedrijfsleven en de overheid. âVeel gemeenten hadden het plan om hoge temperatuur warmtenetten (zeventig tot negentig graden) aan te leggen. Het voordeel is dat er dan geen aanpassingen aan de woningen nodig zijn, maar het nadeel is dat zoân hoge temperatuur lastig te verkrijgen is op grote schaal. Daarom gaan veel gemeenten nu voor warmtenetten van vijftig graden. Die temperatuur is makkelijker te realiseren, maar woningen moeten wel geĂŻsoleerd wordenâ, verklaart Havinga.
Â
âDaarnaast zien we ook steeds vaker nog lagere temperatuur warmtenetten, van bijvoorbeeld vijftien graden. Dit wordt een âbronnetâ genoemd. Daarbij kan het systeem de warmte halen uit het water van bijvoorbeeld rioolwaterzuiveringsinstallaties. Woningen hebben dan wel een eigen warmtepomp nodig om het water verder op te warmen. Maar op de koudste momenten van het jaar, wanneer de vraag naar warmte het hoogst is, maakt die 15 graden een groot verschil in de vraag en efficiĂ«ntie van de warmtepomp. De hoeveelheid stroom die bij deze oplossing nodig is, is dus iets lager dan bij een oplossing zonder bronnet. Maar een systeem met bronnet verbruikt meer dan stroom dan een warmtenet zonder afzonderlijke warmtepompen in de huizen. Vanwege het overvolle elektriciteitsnet spelen dit soort afwegingen ook een belangrijke rol. Zo haken verschillende aspecten van de transitie in elkaar.â
Â
Technisch Ă©n sociaal
Ze benadrukt dat naast de technologische aspecten, ook de sociale aspecten van een warmtenet erg belangrijk zijn. âDe adoptie en het gedrag van mensen is erg belangrijk om een businesscase rond te krijgen. Om een warmtenet in een wijk aan te leggen, moet over het algemeen zoân tachtig procent van de mensen meegaan. Anders krijgen ze de businesscase niet rond. Gemeenten moeten opschieten, want als veel mensen al een eigen warmtepomp aan hebben geschaft, dan is een aansluiting op het warmtenet niet meer zo interessant.â
Â
Met het wetenschappelijk onderzoek en de projecten kunnen de universiteiten de overheid ondersteunen bij het maken van beleid. Havinga: âZo organiseren we bijvoorbeeld periodieke workshops over warmtenetten met diverse gemeenten, gericht op kennisuitwisseling en samenwerking. Ik denk dat het belangrijk is dat we gemeenten en bedrijven ondersteunen met onze kennis, zeker als het gaat om een urgent en complex thema als de energietransitie. Zo zorgen we ervoor dat het vele onderzoek dat we doen impact heeft in de praktijk.â