Nieuw onderzoek van een team UT wetenschappers biedt mogelijk een veelbelovende aanpak in de strijd tegen malaria. In het onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift ACS Infectious Diseases, bestrijden de onderzoekers de malariaparasiet in een specifieke levensfase in de mug. âHet is een unieke aanpak, eerder onderzoek richtte zich voornamelijk op behandeling in de mens.â
Malaria is wereldwijd een groot gezondheidsprobleem. De ziekte is moeilijk te behandelen doordat onder andere de parasieten langzamerhand resistentie ontwikkelen tegen geneesmiddelen. De malariaparasiet gaat door vele verschillende levensfasen zowel in de mens als ook in de mug. Traditionele behandelmethoden richten zich op bestrijding van de parasiet in de mens. Maar dergelijk medisch onderzoek duurt lang en moet voldoen aan extra strenge eisen om de veiligheid voor de patiënt te waarborgen. Ook proberen onderzoekers de mug te bestrijden met pesticiden, maar dit leidt weer tot resistentie van de mug.
Mug als patiënt
Daarom richten de onderzoekers van onder andere de onderzoeksinstituten TechMed Centrum en MESA+ zich op behandeling van de mug. âWe zien in principe de mug als patiĂ«nt en proberen hem te behandelen door de parasiet aan te vallen als deze in het zogenaamde ookinetenstadium zitâ, vertelt hoofdauteur Dr. Naomi Hamelmann. In dat stadium is de parasiet een beweeglijk klein wormpje waar er ongeveer vijf tot tien van in de hele mug zitten. âIn principe is malaria dan ook makkelijker te bestrijden dan de stadia in de mens, als er wel tienduizenden in het lichaam verspreid kunnen zijn.â
Nanodeeltjes
Voor de behandeling maakten de onderzoekers nanodeeltjes die elk bestaan uit een enkele polymeerketen waaraan ze een medicijn kunnen koppelen. âWe gebruiken een enkel polymeer per nanodeeltje, dat vervolgens met zichzelf wordt verbonden, waardoor de bolletjes die dan ontstaan niet alleen heel klein kunnen worden gemaakt, maar ook zeer uniform. Elk nanodeeltje is exact even grootâ, vertelt onderzoeker universitair hoofddocent Dr. Ir. Jos Paulusse.