De grote maatschappelijke problemen van deze tijd vragen om een aanpak die wetenschappelijke disciplines overstijgt. Vaak betekent dit dat mensen vanuit de ene discipline samenwerken met collega’s met een andere vakinhoudelijke achtergrond. Femke van Beek (TU/e), Guido Camps (WUR) en Caroline Figueroa (TUD) kiezen voor een andere aanpak: zij verenigen meerdere disciplines in zichzelf, en vormen zo bruggen tussen robots en de natuur, voeding en kunstmatige intelligentie, en mentale gezondheid en digitale technologie.
Tekst: Sonja Knols
Beeld: Dieuwertje Bravenboer
FvB = Femke van Beek
GC = Guido Camps
CF = Caroline Figueroa
Jullie hebben al vroeg in jullie carrières niet voor de standaard routes gekozen. Hoe is dat zo gekomen?
FvB: ‘Dat was eigenlijk niet echt een bewuste keuze, het is zo gelopen. Tijdens mijn studie biologie aan de WUR heb ik een stage gedaan in Zweden, waar ik werkte aan visuele systemen en informatieverwerking door dieren. Een van de collega’s daar wilde een nieuwe groep opstarten in Bonn, waarvoor ik ook al een persoonlijke beurs voor een promotieonderzoek had gekregen. Die groep is helaas nooit van de grond gekomen. Ik was er echter inmiddels wel van overtuigd dat ik wilde promoveren op een perceptie-gerelateerd onderwerp. Uiteindelijk kwam ik terecht bij bewegingswetenschappen, voor een promotieonderzoek naar haptische perceptie. Met dat onderwerp kwam ik binnen bij Oculus Research (thans Facebook Reality Labs), waar ik een aantal jaren met veel plezier als enige perceptiewetenschapper heb gewerkt in een team met onder meer mechanici, elektrotechnici, en materiaalkundigen. Toen ik terug wilde naar Nederland wist ik een postdoc positie te bemachtigen aan de TU/e binnen het 4TU Soft Robotics programma. Aan diezefde universiteit werk ik nu nog, maar nu als tenure tracker binnen het Green Sensors programma.’
GC: ‘Het korte antwoord is dat ik niet kan en wil kiezen. Dat was al zo op de middelbare school, waar ik eindexamen deed in tien vakken, van geschiedenis tot wiskunde B. Mijn keuze voor de brede opleiding van het University College aan de Universiteit Utrecht was dan ook een logische. Daar lag de nadruk op leren debatteren, wat ertoe leidde dat ik een communicatiebureautje heb opgezet voor coaching en training op dat gebied. Dat werk stelde me in staat om lang door te studeren. Na een studie kunstmatige intelligentie in Nijmegen heb ik nog diergeneeskunde gedaan en een tijdje als dierenarts gewerkt, omdat dat altijd een soort kinderdroom van mij is geweest. Maar ik wilde meer verdieping, en toen er in Wageningen een promotieplaats voorbij kwam op het gebied van MRI en fysiologie, waarvoor ze ook iemand zochten die ook een beetje handig was met computers, was me dat op het lijf geschreven. Daar ben ik vervolgens blijven hangen.’
CF: ‘Mijn studie geneeskunde werkte toe naar een duidelijk doel: ik wilde psychiater worden. Al tijdens mijn studie ontdekte ik dat ik onderzoek heel interessant vond, wat ik bevestigd zag tijdens een stage aan de University of Oxford waar ik de invloed van antidepressiva op hersenactiviteit bestudeerde. Hierna heb ik een persoonlijke beurs aangevraagd om mijn coschappen te kunnen combineren met onderzoek in de neurowetenschappen aan het AMC (Amsterdam). Daarna ben ik meer opgeschoven richting de techniek en heb ik me gericht op het gebruik van technologie om mentale gezondheid te bevorderen. Die kennis wilde ik graag toepassen in de kliniek. Het plan was om mijn klinische opleiding te combineren met onderzoek, maar toen ik zo’n anderhalf jaar bezig was met de opleiding psychiatrie besloot ik dat ik meer tijd wilde voor onderzoek en onderwijs. Toen heb ik gesolliciteerd op mijn huidige positie als universitair docent in Digital Health aan de TU Delft. Als tenure tracker werk ik binnen REDESIGN aan voedselsystemen van de toekomst, en hoe we met technologie gezonde voeding bij de consument kunnen krijgen.’
Hoe helpt je multidisciplinaire achtergrond je in je onderzoek?
GC: ‘Mijn brede achtergrond levert me elke dag voordelen op. In mijn huidige werk komt mijn kennis van kunstmatige intelligentie, mijn achtergrond in de diergeneeskunde en mijn ervaring met projectmanagement vanuit mijn communicatiebureau allemaal samen. Met mijn achtergrond als dierenarts kan ik me prima verhouden tot bijvoorbeeld virologen of epidemiologen. En mijn kennis van informatiewetenschappen en kunstmatige intelligentie maakt dat ik even later net zo makkelijk met een software engineer praat over tracker technologie. In Nederland kiezen we al vroeg voor een specialisatie. Maar ik geloof in zogeheten T-shaped skills: een brede basis, waarvandaan je op een bepaald onderwerp de diepte in gaat. Voor sommige onderwerpen werkt een superspecialisatie heel goed, maar op een terrein als voeding komen uiteenlopende disciplines als epidemiologie, fysiologie, statistiek, en psychologie allemaal samen. Het helpt enorm als je op al die terreinen een gedegen basiskennis hebt.’
FvB: ‘De complexe maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan vragen om een teaminspanning. En in een team heb je naast de experts op een bepaald terrein ook altijd een paar generalisten nodig om te begrijpen wat het grote plaatje is. Daarnaast is het ook zo dat je anders naar je eigen vakgebied gaat kijken als iemand vanuit een andere achtergrond je er vragen over stelt. Dat werkt voor beide kanten verrijkend.’
Heeft het ook nadelen als je werk niet in een disciplinair hokje past?
FvB: ‘In mijn ervaring kan het lastig zijn om er als generalist tussen te komen in de techniek. Neem een benoemingsadviescommissie: daarin zitten zelden mensen die een natuurlijke aansluiting hebben bij de kennis die ik meebreng. Daarnaast is het als je begint voor beide partijen soms even zoeken hoe je het beste tot je recht komt, bijvoorbeeld als het gaat om de vakken die je kunt geven.’
GC: ‘Ik ervaar veel meer voordelen dan nadelen. Maar als ik dan toch iets moet noemen: Je ziet dat de traditionele wetenschappelijke tijdschriften nog grotendeels discipline specifiek zijn, zeker de topbladen. Dus waar ik soms tegen aanloop is dat ons werk te technisch is voor een topblad in de voeding, maar te voedingsachtig voor een topblad in de techniek.
Ook zijn calls voor onderzoeksprogramma’s zelden precies op mijn terrein toegesneden. Mijn advies is dan ook om niet te wachten op de ideale call, die komt niet. Als er iets voorbij komt wat misschien niet precies jouw interesse heeft, maar je ziet er wel kansen in om iets nieuws op te bouwen wat je op termijn wel in jouw gewenste richting kunt buigen, spring er dan op in.’
FvB: ‘Open staan voor je collega’s is inderdaad het belangrijkste wat mij betreft. Stel vragen en zorg dat je een idee krijgt wat er gebeurt en hoe jouw werk daarin past. Voor mij heeft het altijd geholpen om zo snel mogelijk iets praktisch te gaan maken. Aan de hand van zo’n voorwerp kun je dan het gesprek aangaan met anderen en laten zien wat je nu eigenlijk doet.’
Hebben de 4TU programma’s daar nog een rol in?
FvB: ‘Mijn postdoc aanstelling binnen het Soft Robotics programma viel precies in de covid-tijd. Daardoor zijn de labbezoeken die we hadden gepland helaas in het water gevallen. Maar we hebben wel de geplande gezamenlijke demonstrator kunnen bouwen van een teleoperatiesysteem, waarin technologieën van de verschillende betrokken universiteiten samenkomen. Zo’n gezamenlijk, concreet einddoel heeft enorm goed geholpen om een gemeenschap op te bouwen van mensen met expertise in de zachte robotica. Als je samen iets gaat bouwen, moet je elkaar immers echt begrijpen. Je gaat dan diepgravende praktische vragen stellen over welke keuzes zijn gemaakt en waarom en hoe dat past bij jouw eigen stukje van het ontwerp. Op die manier help je elkaar ook voor ander onderzoek vooruit. Zo hebben we bijvoorbeeld heel praktisch een techniek om siliconen te maken met elkaar uitgewisseld.’
GC: ‘Als onderzoeker die werkt aan maatschappelijk relevante problemen, moet je zoveel mogelijk praten met mensen die met hele andere dingen bezig zijn. Dat is stukken makkelijker in breed georiënteerde programma’s, zoals de 4TU programma’s. Jonge onderzoekers kunnen daarbinnen vrij makkelijk serieus met elkaar in gesprek en ideeën uitwisselen. Dat gezegd hebbende, samenwerking binnen 4TU verband kan ook uitdagend zijn. Dat komt doordat roosters niet op elkaar zijn afgestemd, financieringsstructuren kunnen verschillen, en je soms te maken hebt met conflicterende protocollen als het gaat om data delen.’
Heb je nog tips aan studenten of onderzoekers die zich ook breed willen ontwikkelen?
GC: ‘Je moet niet te diep in je eigen koker zakken, maar juist ook praten met mensen die met hele andere dingen bezig zijn, dat houdt je fris en alert. Blijf je afvragen waar je het eigenlijk allemaal voor doet, en wat je volgende stap kan zijn. En zorg dat als je iets nieuws opstart, je zo snel mogelijk afspraken maakt en daadwerkelijk iets gaat doen, voordat je wordt opgeslokt door organisatorische zaken.’
CF: ‘Realiseer je dat je eigen weg vinden buiten de gebaande paden om een proces is dat tijd kost. Probeer dingen uit, al is dat soms lastig. Achteraf heeft elke stap me nieuwe inzichten opgeleverd, ook als ik erachter kwam dat een andere richting beter paste. Als je de kans krijgt, probeer dan in verschillende omgevingen te werken, zoals verschillende faculteiten, onderzoeksgebieden, of landen. Onderzoek doen in Engeland en de VS heeft me unieke inzichten opgeleverd en een netwerk waar ik nu nog veel baat bij heb. Elke nieuwe omgeving brengt je een nieuwe kijk op je vakgebied en op je eigen ontwikkeling daarin. Het kost soms moed om iets anders te gaan doen, maar de beloning kan groot zijn.’
FvB: ‘Je leert uiteindelijk het meest door iets gewoon te gaan doen, en in de praktijk te ontdekken wat voor jou de juiste richting is. En hoewel het misschien op dat moment niet altijd zo lijkt, is je studententijd hèt moment om verschillende dingen uit te proberen. Zo heb ik zelf zomerstages gedaan bij bedrijven. Zo’n bedrijf vindt het al gauw leuk als iemand mee komt helpen, en voor jou is het een makkelijke manier om verschillende ervaringen op te doen. Dat kan overigens ook nog tijdens je promotieonderzoek, zo weet ik dat Facebook speciale projecten heeft voor aio’s. En in het algemeen: als er iets leuks voorbij komt, zeg dan gewoon ja. Je krijgt er zelden spijt van.’
Meer over HTSF
Het doel van het programma High Tech for a Sustainable Future (HTSF) is het stimuleren van thematisch onderzoek tussen de vier technische universiteiten op onderwerpen die samenwerking tussen de 4TU's vereisen en waarvoor het momenteel moeilijker is om extern financiering te verwerven (d.w.z. nieuwe of risicovolle onderwerpen). De maatschappelijk relevante onderzoeksprogramma's trekken nieuw en divers talent aan -waaronder 63 Tenure Trackers- en hebben tot doel maatschappelijke impact te genereren door wetenschappelijke doorbraken. Na een opstartperiode van vijf jaar is het de bedoeling dat het onderzoek zonder financiering van de 4TU.Federation kan worden voortgezet.
In 2018 ging de eerste ronde HTSF-programma's van start. Nu, na vijf jaar, zijn de HTSF programma’s van ronde 1 klaar voor hun onafhankelijke bestaan en starten de nieuwe programma’s van ronde 2. Voor de vier nieuwe HTSF programma's is een totaalbedrag van 20 miljoen euro vrijgemaakt.